Nu gemeentebegrotingen, omgevingsdiensten en journalistieke waakhonden onder druk staan, rijst een urgente vraag: wie beschermt ons nog tegen bedrijven die wetten overtreden?
In een 41 minuten durende aflevering van Zembla toonde een knap staaltje onderzoeksjournalistiek andermaal aan waar een oud-Nederlands gezegde ons al voor waarschuwde: als de kat van huis is, dumpen sommige chemische bedrijven zonder scrupules duizenden kilo’s kankerverwekkende stoffen in ons rioolwater. De vraag die nu rijst: zijn wij nog wel voldoende in staat om deze bedrijven effectief te controleren? Zeker nu belangrijke controlerende instanties steeds verder worden uitgehold.
De impact van gevaarlijke stoffen op mens en milieu valt niet te onderschatten. Al decennialang wijst wetenschappelijk onderzoek op de desastreuze gevolgen van langdurige blootstelling aan hoge concentraties schadelijke stoffen. De schade is vaak onherstelbaar. Met name PFAS, de zogenoemde ‘forever chemicals’, zijn berucht vanwege hun hardnekkigheid en worden in verband gebracht met verhoogde risico’s op kanker. In sommige gebieden rondom chemische bedrijven is de bodem inmiddels zó vervuild dat het officiële advies luidt om een eitje van de hobbykip beter over te slaan.
Wetten en regels bestaan met een reden, maar worden helaas nog altijd overtreden. Soms bewust en soms minder bewust. Ook in Groningen hebben we daar schrijnende voorbeelden van. Ik denk bijvoorbeeld aan North Refinery, het bedrijf dat zich in Farmsum bezighield met olieverwerking en daarbij moedwillig fraudeerde. Dit leidde tot strafrechtelijke veroordelingen van oud-bestuurders, terwijl de provincie opdraaide voor de miljoenenkosten van het opruimen van de achtergelaten vervuiling. Zulke voorbeelden onderstrepen het belang van stevige waarborgen en effectief toezicht.
Precies daar wringt het: terwijl gemeentebesturen jaar na jaar geconfronteerd worden met steeds krappere begrotingen en milieudiensten kampen met personeelstekorten, nemen hun mogelijkheden om toezicht te houden en op te treden juist af. Tegelijkertijd wordt ook de vrije onderzoeksjournalistiek steeds vaker onder vuur genomen. De publieke omroep wordt weggezet als ‘linkse hobby’ of zelfs als ‘fake news’, en de roep om bezuinigingen klinkt steeds luider. Natuurlijk kun je discussiëren over het nut van programma’s als Heel Holland Bakt of Boer zoekt Vrouw, maar bezuinigingen raken ook de onafhankelijke onderzoeksjournalistiek, een onmisbare waakhond in een gezonde democratie.
Ondertussen staan wij hier in de Eemsdeltaregio aan de vooravond van een grote industriële uitbreiding. Voor een plekje op het Oosterhorn-terrein in Farmsum, binnenkort omgedoopt tot ‘Circulands’, staan tal van bedrijven uit de zware chemische industrie in de rij. Van groengasproductie tot biomethanol: zolang de vergunningseisen kloppen, krijgen zij groen licht. Kritische vragen over de cumulatieve impact van deze uitbreidingen op het leefklimaat in de omgeving lijken door bestuurders nauwelijks te worden gesteld. Ik vraag me dan wel eens af: zit het gemeentebestuur hier echt bovenop? Houdt de provincie voldoende toezicht? En hebben we straks wel de middelen én de capaciteit om handhaving en controle op deze bedrijven daadwerkelijk te garanderen?
Het beschermen van mens en milieu is geen luxe, maar een kerntaak van de overheid. Dat is des te urgenter omdat de belangen van aandeelhouders, gericht op winst en kostenreductie, niet vanzelf samenvallen met de belangen van omwonenden en werknemers, die recht hebben op een gezonde en veilige omgeving. Sterke onafhankelijke journalistiek, robuuste inspectiediensten en voldoende gemeentelijke middelen zijn daarvoor onmisbaar.
De fundamentele vraag dringt zich op: als we onze controlemechanismen verzwakken, wie houdt de vervuilers en overtreders dan nog tegen? Want de echte vraag is niet óf er bedrijven zijn die, gedreven door winsthonger, de regels overtreden, maar of wij ze nog kunnen betrappen voordat de schade onherstelbaar is.