Nieuwe koers voor krimpregio’s in vijf provincies

Eemsdelta – Groningen, Fryslân, Gelderland, Zeeland en Limburg, de vijf provincies waarbinnen regio’s liggen die het meest te maken hebben met de negatieve effecten van bevolkingsdaling, ervaren dat Nederland niet in balans is. In sommige regio’s groeit de bevolking, in andere regio’s daalt hij. Voor Nederland is het beter als de krimpregio’s tot hun volle economische potentie komen. Provincies, gemeenten en regio’s zetten maximaal in op goed wonen, werken en leven in de krimpregio’s. Zij kunnen het echter niet alleen. Inzet en commitment van het Rijk blijven hard nodig. Er zijn stevige investeringen nodig op het gebied van economie en arbeidsmarkt, (digitale) bereikbaarheid, de particuliere woningvoorraad en de aanpak van leegstand van maatschappelijk vastgoed. De provincies presenteren deze nieuwe koers voor hun krimpregio’s in het position paper ‘Nederland in balans’. Een nieuwe koers; van symptoombestrijding naar structuurversterking.

Actieplan Bevolkingsdaling niet toereikend
De afgelopen jaren hebben Rijk, provincies, regio’s en gemeenten zich ingezet om de gevolgen van bevolkingsdaling op te vangen in de regio’s waar de trend het meest manifest is. Het lukt op lokaal en regionaal niveau om tot vernieuwende oplossingen te komen in de zorg, het onderwijs en economische vernieuwing. Dat tekent de veerkracht van de regionale bevolking. De provincies waarderen de inspanningen van het Rijk. Echter op dezelfde voet doorgaan of zelfs een stapje terug, zoals in het nieuwe Actieplan Bevolkingsdaling van het Rijk (dat op 6 juli a.s. in de TK wordt behandeld), zal uiteindelijk tot grotere achterstanden leiden en de onbalans in Nederland vergroten.

Voor Nederland is het beter als de krimpregio’s tot hun volle economische potentie kunnen komen. De vijf provincies met krimpregio’s zijn daarom van mening dat er een trendbreuk nodig is en wil het Rijk met dit position paper inspireren om met dit andere perspectief te kijken. Integraal en gericht op benutten van de maatschappelijke en economische potentie van deze regio’s.

Structureel investeringspakket nodig
Provincies, gemeenten en regio’s kunnen het niet alleen. Inzet en commitment van het Rijk zijn en blijven hard nodig in de krimpregio’s. De provincies vinden dat er voor hun krimpregio’s een structureel investeringspakket nodig is van het Rijk: een meerjarige impuls van €350-400 mln. per jaar over een periode van 15-20 jaar voor onder meer om-, her- en bijscholing, goede (digitale) infrastructuur, een (sloop)fonds voor particuliere woningen en bijdragen voor de sloop, herbestemming en herstructurering van maatschappelijk vastgoed zoals scholen en sportvoorzieningen (waarvan een groot deel leeg staat of leeg komt te staan in krimpgebieden). De grote steden hebben indertijd  hun positie kunnen herstellen door ruime beschikbaarheid van nationale middelen ten tijde van de stadsvernieuwing. Hetzelfde effect zien de provincies voor de krimpregio’s als structureel en integraal aan de opgaves in deze gebieden wordt gewerkt.

Zelfde problematiek
De Achterhoek, De Marne, Eemsdelta, Oost-Groningen, Maastricht-Heuvelland, Parkstad, Westelijke Mijnstreek, Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost-Fryslân zijn door het Rijk erkende krimpregio’s. Hoewel deze regio’s erg verschillend zijn, hebben of krijgen deze regio’s door bevolkings- en huishoudensdaling te maken met vergelijkbare problemen.

Aanpak
De krimpregio’s kennen, meer dan in de rest van Nederland, een leegstand in bijvoorbeeld schoolgebouwen, buurt- en dorpshuizen en cultuurvoorzieningen. Dit vraagt om een flinke transformatie: oude voorzieningen moeten worden gesloopt, herbestemd of geherstructureerd en met nieuwe, multifunctionele voorzieningen op centrale plekken kan er weer kwaliteit worden toegevoegd. Ook het vermogen om geld te blijven verdienen vraagt om een gelijksoortige aanpak in de regio’s. Daarvoor zijn de juiste mensen op de juiste plek nodig en waar dat onvoldoende aanwezig is kunnen om-, her- en bijscholingstrajecten daarin voorzien. Op deze manier kan ook een groot deel van het onbenut arbeidspotentieel in de regio’s aan werk worden geholpen, wat op termijn ook kan leiden tot een kostenbesparing (minder werklozen).

Netwerk aan de Europese grens
Vier van de vijf krimpregio’s liggen aan de grens met Duitsland of België. Daarmee vormen ze ook de poort naar Europa en dit biedt in potentie veel kansen. Op sommige plekken zorgen landsgrenzen er nu nog voor dat agglomeratievoordelen (deels) bij de grens ophouden. Dit komt door bijvoorbeeld taal-, cultuur- en juridische barrières. Als deze worden geslecht tellen de banen, voorzieningen en potentiële medewerkers aan de andere kant van de grens ineens wel mee en nemen de voordelen fors toe. De grensoverschrijdende consument laat al zien welke positieve kansen er zijn.

De vijf provincies, willen, samen met de gemeenten en regio’s de uitdaging met het Rijk aangaan om het verschil te maken voor een betere balans in Nederland.

Back to top button