Vereniging Groninger Monument Eigenaren kritisch over nieuw schadeprotocol

Groningen – Het nieuwe schadeprotocol is de afgelopen week uitgebreid in het nieuws geweest. Naast positieve geluiden zijn er ook kritische kanttekeningen bijgeplaatst. Het nieuwe protocol heeft negatieve gevolgen voor monumentale, karakteristieke en beeldbepalende panden. De Vereniging Groninger Monument Eigenaren zet de belangrijkste conclusies op een rij.

Positief aan het nieuwe protocol is dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt en dat er vanaf nu sprake is van een publieksrechtelijke procesgang. Publieksrechtelijk wordt schade volgens vastgestelde termijnen afgehandeld en bestaan er wettelijk vaststelde termijnen voor bezwaar en beroep. In die zin is de rechtsbescherming van de burger (lees: eigenaar van een pand met schade) beter geregeld dan voorheen. Daarnaast wordt in het nieuwe protocol ‘onafhankelijke en ruimhartige beoordeling van schademeldingen’ als kernelement genoemd. Tegen een dergelijk uitgangspunt valt weinig in te brengen. Positief is ook dat met ingang van het nieuwe protocol de huidige contourlijnen worden losgelaten, zodat ook schadegevallen aan de randen van het huidige aardbevingsgebied voor schadevergoeding in aanmerking komen.

Toch ziet VGME over het geheel genomen meer nadelen dan voordelen. Allereerst dienen we ons bewust te zijn van het feit dat met dit nieuwe schadeprotocol alleen het schadeproces is gemoeid. Over de versterkingsoperatie zegt dit niets. Dit betekent dat het grootste gevaar voor monumentale, karakteristieke en beeldbepalende panden, namelijk verminking en sloop, niet is geweken. Tevens dienen we ons bewust te zijn dat daarmee de rol van de NAM nog lang niet is uitgespeeld. De NAM blijft huizen opkopen, sloopmeldingen doen en sloopvergunningen aanvragen.

Een ander belangrijk bezwaar van het nieuwe schadeprotocol is dat aan de huidige bureaucratische en technocratische benadering geen einde wordt gemaakt. Integendeel. Een zogenoemde Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen is nu in het leven geroepen om de schadeafhandeling op zich te nemen. We voorzien een mogelijk nieuw bastion aan ambtenaren, die het bureaucratische moeras eerder zullen doen uitbreiden in plaats van opruimen. Een typisch geval ‘van de regen in de drup’ ligt levensgroot op de loer.
De genoemde Tijdelijke Commissie is opgebouwd uit drie bouwstenen: economisch, juridisch en technisch. Bij de personele invulling van de commissie wordt zelfs als eis gesteld dat de leden uit één van deze disciplines dienen te komen. Over cultuur wordt niet gerept, sterker nog het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft geen enkele rol in het hele proces. Hiermee ontstaat een situatie waarin economen, juristen en techneuten gaan beslissen over de aanpak van schade aan monumentale gebouwen. Buitengewoon onwenselijk en wat ons betreft onbegrijpelijk dat het Ministerie van OCW hierin niet sterker stelling neemt.

Aan monumentale, karakteristieke en beeldbepalende panden wordt in het nieuwe schadeprotocol zegge en schrijve één alinea gewijd. Hierin wordt gesteld dat het erfgoedprogramma van de NCG onverminderd van kracht blijft. Er verandert dus niets. Daarmee worden deze panden dus nog steeds onderworpen aan dezelfde eisen, regels en bouwbesluiten als nieuwbouw. Alle goede bedoelingen van de 12 aardbevingsgemeenten ten spijt, is de bescherming van met name karakteristieke en beeldbepalende panden nog steeds niet geregeld. Recente voorbeelden in Middelstum en ’t Zandt laten dit pijnlijk genoeg zien.
Ook dienen we ons bewust te zijn dat de huidige, lopende schadegevallen niet onder het nieuwe protocol vallen. Zij zullen te maken blijven hebben met CVW en NCG. Het nieuwe protocol geldt alleen voor nieuwe gevallen. Daarmee zijn duizenden, vaak schrijnende gevallen, dus niet geholpen. Een gemiste kans wat ons betreft. Of om het wat scherper te stellen, absoluut onaanvaardbaar. Er dreigt nu met twee maten te worden gemeten, het oude regiem en het nieuwe regiem. Dat riekt zelfs naar rechtsongelijkheid en vraagt mogelijk om nadere beschouwing vanuit juridische hoek.

Verder zien we in het nieuwe protocol geen verandering in de rol van de eigenaar. De eigenaar blijft net als nu een machteloze pion in het geheel, die maar moet afwachten hoe de deskundigen en instanties over hem en zijn bezit gaan oordelen. Feitelijk wordt de schadeclaim zelfs niet door de eigenaar opgesteld maar door de commissie. Ook hier is het een gemiste kans en had de eigenaar een meer centrale rol in het proces kunnen en moeten krijgen. Eigenaren van monumentale panden weten over het algemeen donders goed hoe het met hun bezit gesteld is en wat er aan moet gebeuren. Veelal hebben ze hun hele ziel en zaligheid in het pand zitten. Aan die kennis en ervaring wordt nu volledig voorbij gegaan.

Al met al leidt deze beschouwing ons tot de volgende aanbevelingen:
Plaats de eigenaar meer centraal in het proces. Gebruik de kennis die bij de eigenaar aanwezig is en geef hem/haar meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden die aansluiten bij die van het eigenaar zijn van een economisch goed. Neem hem serieus.
Geef monumentale, karakteristieke en beeldbepalende panden een status aparte in zowel het schadeprotocol als in de versterkingsoperatie. Het herstellen en versterken van een monument is nu eenmaal een totaal andere discipline dan nieuwbouw. Hiervoor is specifieke kennis vereist. Daarnaast geldt dat aan een oud gebouw niet dezelfde eisen kunnen worden gesteld als aan nieuwbouw. Wij pleiten voor het hanteren van aangepaste bouwnormen en veiligheidseisen, waarin de eigenaar uiteindelijk een belangrijke of zelfs beslissende stem heeft.

VGME pleit voor een generaal pardon voor alle lopende schademeldingen. Het kan niet zo zijn dat lopende zaken slechter af zijn dan nieuwe. Pas het ruimhartigheidsprincipe nu eens praktisch toe en veeg alle lopende zaken met één genereus gebaar in het bakje ‘toegewezen’. Daarmee doen we niet alleen recht aan veel schrijnende gevallen, maar ruimen we ook in één keer het stuwmeer aan schadeclaims op dat inmiddels is ontstaan.
Er dienen waarborgen te komen tegen de sloop van karakteristieke en beeldbepalende panden en volledige dorpsgezichten. We staan aan de vooravond van massale sloop van historische Groninger dorpen. Dat kan en mag niet gebeuren. Open plekken in de dorpen en ‘witte schimmel’ aan de randen doen ons bij voorbaat huiveren. Het Gronings cultureel erfgoed verdient bescherming en dat gaat verder dan alleen rijksmonumenten. Het is vaak juist de meer eenvoudige bebouwing die een dorp zijn typische Groningse sfeer geeft. Groningen moet Groningen blijven. Sloop is geen optie.

Houd op met het optuigen van megalomane bureaucratische organisaties. Het beeld dat de Tijdelijke Commissie zich zou kunnen ontwikkelen tot een nieuw zelfstandig bestuursorgaan à la DUO of RDW is voor de gemiddelde burger een weinig bemoedigende gedachte. Kies voor een meer pragmatische aanpak, waarin plaatselijke aannemers en Groningse restauratie-architecten een centrale rol hebben. Gebruik het beschikbare geld voor schadeherstel en versterking en niet aan overhead.

Tot slot pleit de VGME voor een integrale aanpak. Schadeherstel en versterking dienen in één project te worden uitgevoerd. Situaties waarin juist herstelde panden weer op de schop moeten voor versterking is natuurlijk te zot voor woorden. Toch gebeurt het nu. In de integrale aanpak dient ook het achterstallig onderhoud te worden meegenomen, zodat een monumentaal pand in één keer, met één plan en één visie wordt aangepakt. Eventuele instandhoudingssubsidieregelingen als BRIM dienen hierin dan ook gelijk te worden meegenomen.

Dat deze geschetste aanpak mogelijk en uitvoerbaar is, wordt inmiddels door een aantal projecten aangetoond. Projecten waar met heel veel bloed, zweet en tranen uiteindelijk het belang van het behoud van het monumentale of karakteristieke pand voorop heeft gestaan. En daar gaat het uiteindelijk om.

Back to top button